PSG 6 – Acanthoxyla prasina

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Nimfje

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Nimfje

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Volwassen vrouw

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Volwassen vrouw

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Volwassen vrouw

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Volwassen vrouw

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Volwassen vrouw

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Volwassen vrouw

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Volwassen vrouw

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Volwassen vrouw

PSG 6 - Acanthoxyla prasina - Volwassen vrouw

PSG 6 – Acanthoxyla prasina – Volwassen vrouw

Algemene verzorgingsfiche

  • Oorsprong: Nieuw Zeeland
  • Voedsel: Hypericum, eucalyptus, eik, braam, roos… (in de natuur ook: wilg, ceder…) De soort blijkt vrij polyfaag te zijn, dus is het aangewezen te experimenteren met allerlei voedselplanten.
  • Grootte (zonder poten): vrouwtje 8 tot 9,5 cm
  • Voortplanting: Parthenogenetisch
  • Incubatietijd eieren: 3-4 maanden
  • Uitkomstpercentage eieren: vrij laag (40%)
  • Zorg voor de eieren: Eitjes kan je best uitrapen (gevoelig voor schimmels) en in een doosje op vermiculiet of ander incubatiemateriaal bewaren. Om de paar dagen bevochtigen.
  • Verzorging en luchtvochtigheid: Als bodembedekking kan je gewoon keukenpapier of houtsnippers gebruiken. Dagelijks licht sproeien met plantenspuit.
  • Tijd tot volwassenheid: tussen 2 to 3 maanden
  • Terrarium en ventilatie: Nimfjes in een faunabox opkweken bij tamelijk hoge luchtvochtigheid. Oudere nimfen en volwassen dieren in een glazen terrarium van 30 cm hoog, met voldoende ventilatie (2 ventilatiestrips) of in een volledig gazen kooi.
  • Interessante weetjes: Deze soort is af en toe in cultuur (telkens overgebracht uit Nieuw Zeeland), maar blijkt niet standvastig. Het grote probleem is het slechte uitkomstpercentage van de eitjes en de hoge nimfensterfte in de eerste stadia. De eieren een natuurlijke, koele rustperiode geven blijkt aan deze problemen niet veel te verhelpen. Anders dan Acanthoxyla inermis en geisovii, komt deze Acanthoxyla soort niet voor in het wild in het zuidwesten van Engeland.
  • Moeilijkheidsgraad van 1 (makkelijk) tot 5 (zeer moeilijk): 3